Commentaires
Ode aan verdwenen mensensoort
DE TROUSSE
Pleysier kiest alweer voor het vrouwelijke perspectief, net zoals in zijn eerdere werk de moeder en de zus het woord krijgen. Dit keer vertelt Rosa, een oude non, over hoe ze Vlaanderen mist, hoe ze nooit helemaal heeft kunnen wennen aan het leven in India.
En nu, aan het eind van haar leven, loopt ook het tijdperk van de Vlaamse missiezusters ten einde. Het hospitaal krijgt een Indiase manager, de drie overgebleven Vlaamse zusters voelen zich aan de kant gezet.
In dat leven van het verzorgen van de armsten is er ook plaats voor gevoel. Er is de passie voor God, maar ook een innige en immer kuise vriendschap voor Astrid, die met haar trousse, een dokterstas, door het hospitaal paradeerde.
De trousse is een ode aan een verdwenen mensensoort en een tot tranen toe bewegende uitdrukking van de hoop dat al het kwade en mensonterende ooit zal kunnen worden weggevaagd.
Leo Pleysier, De trousse, De Bezige Bij, 76 p, 13,50 euro.
Maagdelijk wit
Leo Pleysier
De trousse
De Bezige Bij, Amsterdam, 74 p., 13,50 euro.
In De trousse laat Leo Pleysier de tante non uit De Gele Rivier is bevrozen weer aan het woord met een authentiek verhaal over overtuiging en hoe de tijd die langzaam vermaalt. Een poging om los te raken van zijn bekende stramien, zo lijkt het wel. Maar toch komt Pleysier weer uit in de schaduw van zijn onovertroffen roman Wit is altijd schoon.
Van de jammerlijk misleide Beatrijs tot de in Congo beestachtig verkrachte Angélique (2003) van Erik Vlaminck, nonnen trekken een apart spoor door de geschiedenis van de Vlaamse letterkunde. Misschien doen ze het zo goed in Vlaams proza omdat ze de aloude tweespalt van de Vlaamse volksaard belichamen, vroomheid en generositeit. Omdat uitgerekend aan degene die zich in hun engagement zo moederlijk toegewijd en zorgzaam toonden, jammerlijk een nest gelukkige kinderen verloren is gegaan. Of omdat die overgave vreemd en onbegrijpelijk overkomt voor wie z…Lire la suite
Goud in de mond
Pleysiers fascinatie voor taal komt in De trousse' ruimschoots tot uiting.
Het hoofdpersonage van de pas verschenen novelle De trousse van Leo Pleysier, een missiezuster, was ook een belangrijk personage in zijn roman De gele rivier is bevrozen . Het ik-personage uit de De gele rivier is bijzonder geïntrigeerd door deze non, die eerst in China en later in India werkt; ze is een curiosum in het erg gesloten universum van zijn Kempense familie.
Haar taalgebruik, haar opvattingen en het beeld dat ze van haar thuisland heeft, zijn blijven stilstaan. Daardoor wordt ze in de ogen van haar familie gaandeweg een anachronisme, een vertegenwoordiger van een vervlogen tijd. In De trousse geeft de auteur haar een eigen stem en licht hij een sluier op over haar bestaan als missiezuster.
Maar zoals we dat van hem gewend zijn, is Pleysier zuinig met woorden en laat hij het mysterie rond het personage deels intact.
De missiezuster, die Roza heet, doet het relaas van…Lire la suite
Geniepig geniaal
Soms vraag ik het me wel af. Waarom schrijft hij nu eens geen dikke boeken? Van die boeken waarin je kunt doorlezen tot het buiten lente is. Eigenlijk weet ik het zelf wel. Omdat Leo Pleysier die breedvoerigheid niet nodig heeft, natuurlijk. Ik hoef maar een eerste zin uit zijn boeken te lezen en ik ben er al mee weg. Het zijn altijd dunne romans, met korte zinnen waaruit dan ineens een hele wereld tevoorschijn komt. Leo Pleysier schrijft veel over zijn leven in de Kempen, en die Kempen blijken dan altijd het hele bestaan te bevatten. Ik wist het voordien al, maar sinds Leo Pleysier weet ik het nog beter: de Kempen zijn een metafoor voor ons zijn. Onlangs vloog ik over de Sahara, ik keek uit het raam en meteen kwam Leo Pleysiers roman 'Zwart van het volk' in gedachten. Daarin vliegt de verteller ook boven de Sahara. En alles bleek te zijn zoals ik het jaren geleden al gelezen had. Misschien wel nog eerder door zijn roman dan door wat ik zag. Meer kan je van literatuur niet verlange…Lire la suite
Halfzes: zuster Roza ontwaakt. Tien voor zes: de bel is het signaal om in de kapel te gaan bidden. Kwart na zes: de bel van de verpleegstersschool. Half zeven: de klok van de grote kapel. Zeven uur: één enkele slag van de klok van de grote kapel om het begin van de eucharistieviering aan te geven. Maar ook het signaal voor het einde van de nachtpermanentie in de verschillende afdelingen van het hospitaal. Zo wordt het leven van de vertellende ikfiguur in De trousse gedirigeerd en, zoals in de slotzin van de novelle wordt gesuggereerd, in een einde…Lire la suite